Vogelreis naar Huesca - Spaanse Pyreneeën van 5 t/m 12 mei 2002

Deelnemers:

 

Aad den Boer                         Organisator, beloofde de rode rotslijster en hield woord, chauffeur Mercedes Vito, de bus met de grote laadruimte, tevens dienend als cateringwagen, ideaal tijdens regen.

Miranda van den Bosch       Enige dame, sfeerverhogend, zorgzaam, oog voor flora én fauna, artistiek.

Martin Edelman                    In bezit van brede kennis van flora en fauna, waar hij eindeloos over kan debatteren. Motto van deze verzamelaar: ‘I WANT THEM DEAD OR ALIVE’

Gerard van der Graaf          Stand-in voor de geopereerde Ton Elzerman, die dit reisje aan zijn neus voorbij zag gaan, rustig type, scoorde de meeste nieuwe soorten.

Dick Hörters                          Interesse voor vogels, planten en mensen, enthousiast en sociaal ingesteld.

Gerrit Heester                       Onvermoeibaar, telescoop (HD-kwaliteit) altijd gereed, zelfs op de hoogste bergpaden.

Hans Mom                             Chauffeur van tweede auto (Opel Vectra), had reis naar Cyprus nog in de benen, wordt chagrijnig als hij niet eet, gelukkig was er genoeg en vooral ’s avonds voortreffelijk eten.

Dave van der Spoel               De indianen zouden hem Arendsoog genoemd hebben, bezit unieke kennis van kenmerken van de diverse soorten.

 

Bas Wisse                               Gezellig type, in voor een geintje, heeft hardste hoofd van allemaal, waarover later meer.

1e dag,  zondag 5 mei

 

De reis begon grauw en in het donker. Na een ophaalronde vertrokken de auto’s om 6.10 uur vanuit Bolnes richting Frankrijk. De route leidde via Antwerpen – Gent – Lille – Parijs – Orléans - Tours – Bordeaux naar Bayonne waar in een Formule-1 hotel overnacht zou worden. Onderweg, terwijl het weer steeds beter werd, begon men direct met vogelen en na ruim 1200 kilometer stond de vogel-teller in Bayonne al op 44, met leuke soorten als grauwe gors, zwarte wouw, koereiger (niet door iedereen gezien) en europese kanarie. Bayonne werd om 19.30 uur zonder ongelukken bereikt, alhoewel Hans bij een tolpoortje nog probeerde een slagboom te raken, wat maar net mislukte. Op weg naar MacDonalds scoorden we nog even de gekraagde - en de zwarte roodstaart . Na de snelle, calorierijke hap naar bed. Het gezang van de Cetti’s zanger in de bosjes rond het hotel werd al snel overstemd door het gesnurk van enkele vogelwerkgroepleden. We noemen geen namen, maar Bas, Gerard, Hans en Dick velden deze nacht de meeste bomen.

 

We scoorden deze dag meer dan 40 soorten, maar deze worden niet opgenomen in de Spaanse lijst. De volgende dag zouden we serieus beginnen. Voor diegenen die speciaal in de vogelsoorten zijn geïnteresseerd en minder in het reisverslag zijn alle soorten die nieuw zijn voor die dag in blauw weergegeven. Soorten die later nogmaals gezien worden zijn in het groen weergegeven. Soorten die niet geteld werden voor de Spaanse lijst zijn oranje weergegeven. Dit zijn Franse soorten, gemiste of niet met zekerheid gedetermineerde soorten.

Om 6.30 uur vertrokken we uit Bayonne. Richting Pau staken al zo’n 10 zwarte wouwen af tegen de grauwgrijze lucht. Via het centrum van Pau naar het zuiden, richting Pyreneeën. Langs de provinciale weg was de leukste waarneming de rode wouw, die al wiegelend met z’n staart velden en wegen afzocht naar aas. Er zouden nog veel soortgenoten van dit mooie beest volgen. Toen de weg begon te stijgen naar de Puerto de Somport, zoals de bergpas in het Spaans heet, begon het te regenen. Net voor de pashoogte, die op 1660 m ligt, ging de regen over in sneeuw en duurde het niet lang meer voor de eerste sneeuwbal door de lucht zoefde. Dat hierbij Martin vol op zijn oor geraakt werd, terwijl hij Bhartie belde, mocht de pret niet drukken (of toch even wel?). Op de pashoogte konden we beginnen met de Spaanse lijst met waterpieper, zwarte roodstaart en alpenkauw. Deze laatste werd al gauw gevolgd door zijn familielid, de alpenkraai, die parmantig met zijn rode snavel langs de weg scharrelde. De twee roofvogels die na elkaar opdoken uit de mist leverden voor een week discussies op. De eerste vogel werd later als wespendief gedetermineerd en de tweede vogel moest als havikarend door het leven. De werkelijke aard van deze vogel zal wel altijd een raadsel blijven. Slechts één van de leden was zeker van zijn zaak en noteerde de vogel op zijn lijst. Voor het groepstotaal werd hij echter niet mee gerekend.

 

Op weg naar Jaca (N330) diverse malen gestopt. De eerste echte stop, langs de drukke doorgaande weg, leverde gelijk weer nieuwe soorten op als cirlgors, tapuit, grijze gors, grauwe - en bonte vliegenvanger. Bij de tweede stop werden soorten als grote gele kwikstaart, europese kanarie (die zich pas na lang speuren liet zien), rotszwaluw, staartmees en putter gescoord. Hier verschenen ook de eerste groepjes vale gieren. Indruk wekkend op alle leden zweefden deze aaseters schijnbaar moeiteloos op de thermiek. De stemming zat er intussen goed in en menigeen had al één of meerdere nieuwe soorten gescoord.

 

Bij de 1769 m. hoge Oroel werd gestopt voor een boswandeling door het hellingbos, maar het weer werkte niet mee. Het begon te regenen en ondanks het wachten werd het niet droger. Vanuit de beschutting van een berghut werden de telescopen toch gericht op de rondvliegende vogels. Al snel werden meerdere citroenkanaries in de lens gevangen; voor de meeste vogelaars een nieuwe soort. Tevens werden hier zwarte mees en sijs aan de lijst toegevoegd.

 

Vanaf de Puerto de Oroel verliep de route over een zeer rustige binnenweg (A1206) richting Peña. Opschieten was er niet bij, want steeds als er een nieuwe soort werd gezien werden de auto’s verlaten en waren er al snel meer soorten te scoren. Het was inmiddels droog geworden en bij een waterig zonnetje werd de eerste roodkopklauwier gespot. Direct daarna volgde een raaf, een cirlgors, een grijze gors, twee boomleeuweriken, een baardgrasmus en een paar orpheusgrasmussen. Een eindje verderop werd de eerste en enige rotsmus van de reis aan de lijst toegevoegd. Zomertortel en grote bonte specht zijn niet zeldzaam, maar wel nieuw voor de lijst op deze dag.

 

Bij de brug over de Rio de Gállego werden grote gele kwikstaart, wilde eend en de eerste van de vele zwarte spreeuwen die zouden volgen genoteerd. De oeverloper (de tweede van die dag) vond de plek blijkbaar net zo mooi als wij en een rotszwaluw liet zich van dichtbij zittend fotograferen. Dat de brug door de auto’s een hele tijd geblokkeerd was stoorde geen van de inwoners van het nabij gelegen Anzánigo.  Waarschijnlijk waren ze allemaal reeds lang vertrokken naar de grote steden, hun dorp onbewoond achterlatend, zoals met meer dan 600 verlaten dorpjes in Spanje het geval is. Meer dan de helft van deze dorpen liggen in Huesca en we zouden er die week meerdere van zien.

 

Net buiten het dorpje Peña, zaten twee grote karekieten luid te zingen in een groot rietveld. Eén ervan liet zich goed bekijken, evenals een nachtegaal die zichzelf showde bovenop een betonnen paal. Hier werden ook koekoek, eurokanarie en de zwarte spreeuw gezien. Een rotsduif hield de spreeuw gezelschap op een schoorsteen. Het meer, Embalse de la Peña, leverde als nieuwe soort alleen de fuut op. Landschappelijk was het fraai, maar voor vogels waarschijnlijk in deze tijd niet interessant.

 

De route werd vervolgd richting Los Mallos de Riglos. Deze markante rode rotszuilen met hun loodrechte wanden trekken niet alleen bergbeklimmers aan, maar vooral ook gieren. De vale gier broedt in dit gebied met zo’n honderd paar lieten we ons vertellen en ook de aasgier, het kleinere zwart-witte familielid liet zich diverse keren zien.

De weg omhoog naar Riglos leidde over een bruggetje, waaronder spoorrails lagen. Met in de verte het gesloten stationnetje vlogen opeens fel gekleurde vogels voorlangs. ‘Bijeneters’, flitste het door ons heen. De vogels lieten zich mooi bekijken en kregen nog gezelschap van een niet nader gedetermineerde boomkruiper, die ook nieuw was voor de dag.

 

Aan de voet van de rotsen leverden de bosjes provençaalse grasmus, kleine zwartkop, zwarte tapuit en blauwe rotslijster op. Geen van de vier soorten werden door iedereen gezien, dus daarom werd later besloten deze plek nogmaals te bezoeken. Enig speurwerk leverde ook nog twee alpengierzwaluwen op, die in gezelschap van alpenkraai en raaf, jolig rondzwierden langs de steile rotsen. Een torenvalk leverde weer een levendige discussie op. Was het nu een kleine of was het de gewone. De wens was hier wellicht de vader van de gedachte, dus werd de soort niet genoteerd als kleine TV.

 

Het was inmiddels al aardig laat geworden, dus we besloten richting Bolea en ons huisje te rijden. Ook een provinciale weg of hoe dat ook mag heten in Spanje kan leuke soorten opleveren. Naast de vele rode en zwarte wouwen die we dagelijks zagen stuitten we langs de A132 op een slangenarend zittend op een elektriciteitsmast. Voor menigeen nieuw en tevens de voorlaatste soort op de daglijst, want de ooievaar vlak voor Bolea was de laatste op de lijst van deze tweede dag. De Spaanse teller stokte bij 85 soorten, zeker geen slecht begin.

 

Het Casa D’Omajo dat om 19.30 uur bereikt werd bleek een ruim huis te zijn met twee badkamers, een grote, nieuwe keuken met wasmachine, vier slaapkamers en een zitkamer.

Het warme eten dat in het naastgelegen huis opgediend werd was zuiver Spaans; net als de eigenaresse van het huis, die tevens als kokkin acteerde. De boekjes Wat en Hoe Spaans en Spaans voor Beginners moesten dan ook acuut tevoorschijn getoverd worden, om onze hostess enigszins te begrijpen. Moe, maar voldaan, gingen we slapen; de grootste zagers bij elkaar. Aad had pech. Er konden slechts drie snurkers op één kamer. Hij kreeg de vierde naast zijn bed en deed ’s nachts slechts een half oog dicht of was een halve nacht een oog dicht? Nou ja, in ieder geval was het minder plesant. 

3e dag, dinsdag 7 mei

 

Op deze dag gingen we het gebied ten westen en zuidwesten van de stad Huesca bekijken. De eerste volledige dag in Spanje was druilerig en bracht niet het weer waarop gehoopt was. Toch gingen we met goede moed op weg zuidwestwaarts over de A1207, na de A132 ter hoogte van Bolea overgestoken te zijn.

Het was een gebied met veel graanvelden en daarmee de onvermijdelijke grauwe gorzen. We zouden het geluid van deze “sleutelbosjes” geen moment meer missen deze reis. Het eerste de beste zijweggetje naar het westen leverde gelijk een mooie soort op: de griel. De vogel vloog op terwijl de auto’s door de modder gleden en ploeterden, maar hij liet zich, nadat we even teruggereden waren, mooi bekijken alvorens weer het luchtruim te kiezen. Nog twee toppers van die dag waren de zuidelijke klapekster en later de blonde tapuit nabij het Embalse de Sotonera dat tevens goed was voor een kleine zilverreiger.

 

Iedere stop leverde wel weer wat nieuws op voor de dag- of totaallijst. Zomaar op een zijweggetje scoorde we grote karekiet, cetti’s zanger, kwartel (alleen gehoord in het graan), graszanger (overvliegend) en niet te vergeten de buidelmees, die zich vlak voor een van beide auto’s op een rietstengel mooi liet bekijken. Je kan in dit gebied willekeurig waar gaan staan en steeds moet je alert blijven om niet of juist wel in dit geval verrast te worden. Zo liet een steenuil zich mooi zien net buiten een zo goed als verlaten dorp.

 

Net toen we een modderig pad met grote kuilen langs een van de vele waterwerken volgden kletterde de regen niet aflatend op ons en de auto’s neer. In het gebied zou de kleine trap waargenomen kunnen worden, maar deze soort liet zich wijselijk niet zien en zou ook later niet meer gescoord worden. Aldus één van de weinige soorten blijvend die we gemist hebben tijdens deze trip. Omdat het humeur van sommigen en van één in het bijzonder door het steeds later wordende tijdstip en de lage bloedsuikerspiegel daalde hebben we met de groep een wegrestaurant aangedaan langs de N330, de weg van Huesca naar Zaragoza. Zonder het boekje Spaans voor Beginners lukte het niet om patat te bestellen bij de plaatselijke schonen achter de bar, zodat we genoegen namen met de zes worstjes, die wel onze kant van de bar bereikten. Wat de worstjes in de magnetron hebben gedaan begrijpen we nog steeds niet want ze waren en bleven koud. Gelukkig begrepen de Spaanse deernen wel dat we ook nog omelet wilden. Eerlijk werden de drie gevulde, warme omeletten verdeeld, waardoor in ieder geval de ergste honger gestild was.

 

De Mercedes Vito was in dit gebied duidelijk in het voordeel ten opzichte van de Opel Vectra wanneer er off-the-road werd gereden. Daar de middenberm steeds hoger werd moesten de auto’s op de onverharde weg langs het Canal Monegros omkeren. De Vectra liep bij deze actie een deukje op in de wielkast van het reservewiel. Gelukkig niet zichtbaar voor het blote oog. Wel leverde deze plek naast de vele kuifleeuweriken, ook een zingende kalander-leeuwerik en een paartje rode patrijzen op. Beide soorten zouden we later die week nog beter voor de lens krijgen.

 

De mooiste waarneming van deze dag was misschien wel het paartje wielewalen, dat zich in een bomenrij langs de weg bevond. Het mannetje deed regelmatig uitvallen vanuit de boom naar insecten, waarbij hij soms als een torenvalk biddend boven het gras bleef zweven. Een gedrag dat geen van de vogelwerkgroepleden bekend was en spectaculair was om te zien. Een roodkopklauwier, de vierde die dag, hield het paartje gezelschap en toen er van de overzijde van de weg een hop naderde was het schouwspel compleet. Als toegift verscheen ook nog een graszanger, die luid djip-djip-djip roepend golvend overvloog en zich daarna in een rietkraag goed liet bekijken.

 

De dag kon ondanks het weer niet meer stuk. Op de terugweg scoorden we op enkele rijstveldjes nog steltkluut, tureluur, groenpootruiter, bosruiter en oeverloper. Even ten zuiden van Huesca stuitten we op een slaapplaats voor zwarte wouwen. We telden er in het totaal 38 in de bomen, terwijl we later nog steeds wouwen in dezelfde richting zagen vliegen.

 

Terug in het huis verlangden we al naar het eten. Bas had vlees besteld, de rest vegetarisch of vis. Wie schetst onze verbazing (of eigenlijk niet, vanwege het taalprobleem) toen Bas als enige vis voorgeschoteld kreeg en de rest vlees of vegetarisch. Na enig ruilwerk had iedereen toch iets wat hij lustte en liet het zich goed smaken. Na afloop wisten we ook wat flan was. Een Spaans, koud puddinkje met een sausje erover. Ja, ja, onze woordenschat breidde zich tergend langzaam uit.

 

Na het eten op zoek naar de dwergooruil, die zich zou bevinden in en rond het dorp nabij het Collegiata, het stenen bolwerk dat al enkele eeuwen vanaf zijn hoge positie het dorp domineerde. Twee exemplaren werden gehoord en deze leverden genoeg discussie op over het wel of niet meetellen van de soort. Vanwege de geringe kans om deze soort te zien werd besloten de soort wel op de totaallijst te zetten. Om half twaalf eindigde onze werkdag. Gelukkig liet de ARBO-dienst zich niet zien deze week, want vele overuren en weinig of geen pauzes zouden hun goedkeuring niet weg hebben kunnen dragen.

 

4e dag,  woensdag 8 mei

 

We hadden het de avond ervoor al begrepen van onze hostess; het weer zou niet verbeteren vandaag. Ons doel deze dag: Los Monegros, een zo goed als verlaten hoogvlakte ten (noord)westen van Zaragoza.

We reden door de gestaag neerdalende regen snel richting ‘La Laguna de Sariñena’, waarbij de meeste modder van de dag ervoor van de auto’s spoelde. Bij het meer troffen we duinpieper, purper- en blauwe reiger. Vanuit de schuilhut, waar we gelijk maar koffie met koek nuttigden, scoorden we blauwe kiekendief, fuut, wilde eend, oever-, huis- en boerenzwaluw, waterhoen en grote en kleine karekiet. De grootste van de twee zat vlak bij de hut te zingen, maar waarschijnlijk door het natte weer had hij geen zin om zich vanaf de enkele meters goed te laten bekijken.

 

Omdat er verder weinig te beleven viel, op naar Los Monegros over de A131. Bij Ontiñena via de A2214 zuidwaarts. De kale vlakte miegelde ondanks de regen van de zingende leeuweriken en ander gevogelte. Als één van de eerste soorten scoorden we hier een brilgrasmus. De rondvliegende kalanderleeuweriken kwamen regelmatig aan de grond en ontsnapten niet aan een studie via de telescopen, terwijl al snel een kortteenleeuwerik aan de lijst werd toegevoegd. Het modderige zijweggetje, waar we onder andere rode patrijs noteerden, was nog rustiger dan de A2214, die slechts af en toe door een vrachtwagen werd gebruikt als afkorting op weg naar de rijksweg tussen Lerida en Zaragoza. We begrepen al snel waarom; zelfs de Vito kwam niet tegen een slipperige helling op en we keerden dan ook weer terug naar de weg.

 

Ondanks de regen parkeerden we de wagens en verkenden lopend het veld. Dit leverde aardig wat mooie soorten op: meerdere grielen, acht zwartbuikzandhoenders, die regelmatig door het beeld vlogen, kalander- en theklaleeuwerik, kleine kortteen- en kortteenleeuwerik, zuidelijke klapekster, groene specht en bonte tapuit. Een onbekend geluid deed ons aan Duponts leeuwerik denken, maar we hebben deze soort niet kunnen ontdekken, noch op andere wijze vast kunnen stellen. Verder rijdend met de auto scoorden we nog raaf, duinpieper - bijna onder de auto lopend -  en hop.

 

Eén van de topwaarnemingen van de dag waren ongetwijfeld de kleine torenvalken, die zich op het dak van een schuurtje goed in de telescopen lieten vangen. De soort van de dag was misschien wel de scharrelaar, die vlak naast de weg in een boom zat en opgemerkt werd toen hij opvloog. Gelukkig konden we allemaal deze soort bijschrijven, want het bleek het enige exemplaar dat we op deze trip zagen.

 

We reden inmiddels richting Ballobar aan de Rio Cinca. Deze rivier hebben we gevolgd richting Monzón, waarbij we regelmatig de auto’s verlieten. Het was inmiddels even droog geworden, zodat het kijken aangenamer werd. Bij het eerste uitzichtpunt tussen Chalamera en Alcolea de Cinca scoorden we: alpengierzwaluw, bijeneter, bonte vliegenvanger (geen wonder met de vele vliegen, die ons teisterden), kokmeeuw, geelpootmeeuw, ooievaar, kleine zilverreiger, rotszwaluw, witte kwikstaart, oeverloper en huismus. Enkele hoorden nog een orpheusspotvogel, maar die liet zich niet in de kijker vangen.

Verderop richting Monzón torende hoge, steile rotswanden aan de linkerkant boven de weg. De gekleurde rotsen boden nestgelegenheid aan soorten zoals alpengierzwaluw, rotsduif, rotszwaluw, kauw, alpenkraai en raaf. Hier werden ook wielewaal, eurokanarie en koekoek genoteerd. Natuurlijk ontbraken ook soorten als rode en zwarte wouw niet op de lijst deze dag. Tevens liet een koereiger zich van dichtbij langs de weg bekijken.

 

Terug naar Bolea over de N240 en A132 in de avondspits, één van de weinige momenten dat het wat drukker was op de weg gedurende de reis door Spanje, die vaker gekenmerkt werd door opmerkelijke stilte. Dat ooievaars in zo’n sfeer zich thuis voelen laat zich raden. Maar al te vaak werden meerdere nesten bij elkaar op hoge gebouwen in de rustieke dorpen gezien.

 

Op het menu stond deze avond forel. De liefhebbers waren het er over eens dat ze nog nooit zo lekker van deze vis hadden genoten. Niet vis- of vleesliefhebbers kwamen deze week ook goed aan hun trekken. Tomaat, deegwaren, kaas en veelal ei waren de ingrediënten die gretig aftrek bij hen vonden.

 

 

Het toetje - Helado de Limon - bleek citroenijs te zijn. Hard, maar ontzettend lekker. Dick en Dave hebben het niet geproefd, want zij dropen eerder af om de tweede helft van Feijenoord ‑ Bayer Leverkussen niet te missen. De rest volgde na het ijs en ook zij zagen Feijenoord de UEFA-beker winnen.

5e dag, donderdag 9 mei

 

Hemelvaartsdag begon met regen. De regen gutste werkelijk van de daken en we zagen het somber in. Vandaag stond het Valle de Hecho op het programma met mogelijk de soort der soorten, of zoals Martin het zou zeggen ‘het zwaarste van het zwaarste’: de rotskruiper.

We reden over de A132, Ayerbe voorbij, richting Puenta la Reina de Jaca waar het Hecho-dal begint. Al na zo’n drie kwartier klaarde het op en zowaar liet de zon zich zien. Bij Puerto de Santa Barbara (863 m), net voorbij de pas over de Sierra de la Peña, hebben we de auto’s aan de kant gezet om van het uitzicht over het dal te genieten. Hier scoorden we vale gier, kneu, boomleeuwerik, tapuit en een rode wouw, die eerst onder ons langs vloog en zich daarna prachtig vlak boven ons vertoonde. Ook scoorden we hier de bergfluiter, die zich echter niet makkelijk liet bekijken en dan ook niet bij allemaal op de lijst kwam te staan.

 

Het Valle de Hecho staat op de kaart met een groene lijn weergegeven en niet onterecht, want landschappelijk is het dal van een ongekende schoonheid. Op de berghellingen met gemengde bossen deden de loofbomen met het frisse mei-groen een wedstrijdje met de donkergroene naaldbomen. Een onbesliste strijd want juist het contrast tussen de twee kleuren is schitterend. In het dal scoren we weer een mooie soort van het wensenlijstje. Een steenarend vliegt recht voor ons boven een rotspunt. Terwijl we stoppen steekt hij het dal over, daalt en landt in een boom, waar hij met de telescopen gemakkelijk en goed waar te nemen is.

Wanneer we plotseling een groep vale gieren zien zetten we de auto’s weer aan de kant. Het schouwspel dat zich voor onze ogen voltrok was wellicht het mooiste van de reis. Zo’n honderd vale gieren of meer cirkelden boven het dal en een bergkam, waar zich volgens een autochtone bewoner een vuilnisbelt bevond. Deze trok niet alleen vale gieren aan, maar ook aasgier, rode- en zwarte wouw. Maar kon nog mooier: Arendsoog ontdekte een lichte fase dwergarend. Ons enthousiasme kende geen grenzen. Dat hij later nóg een dwergarend, van de donkere fase ontwaarde, is misschien wel langs enkelen heen gegaan.

 

Toen we bij de plaats kwamen waar de rotskruiper moest huizen - een nauwe kloof die westwaarts kronkelde - hoorde we van enkele Ieren dat drie anderen hem zo’n drie kwartier geleden de kloof in zagen vliegen en dat hij daarna niet meer gesignaleerd was. We verspreidden ons door de kloof en waarschijnlijk had iedereen dezelfde gedachte. Ons geduld op de proef stellend bleef de vogel aanvankelijk uit beeld. Niet toevallig was het wederom Arendsoog die de rotskruiper op de bodem van de kloof ontdekte toen de vogel zich bewoog. We hebben daarna de vogel allemaal uitgebreid kunnen bekijken door de video, verrekijkers en de telescopen. De grote gele kwikstaart, die hem even lastig viel, kwam natuurlijk ook op de daglijst.

 

We konden eigenlijk naar huis, want de dag kon niet meer stuk. Op de terugweg misten we de lammergier, die door enkele andere vogelaars even daarvoor was gezien. Een zoektocht door de kloof leverde echter niets meer op. Wel tikten we nog even goudhaan en vuurgoudhaan.

We reden terug naar het begin van het dal en reden door het Valle de Ansó, dat westelijker gelegen is, weer naar boven. Het was inmiddels weer gaan regenen en doordat de weg vol gaten zat, waarschijnlijk door de vorst van de afgelopen winter, kwamen we slechts stapvoets vooruit. De Vito raakte in een diepe put nog de grond; schade onbekend of zat er nou een gat in de uitlaat? Boven aangekomen reden we langs het plaatsje Zuriza en parkeerden de auto’s langs de berg. De zoektocht naar de alpenheggemus was vergeefs. Wel werden waterpieper, groene specht en zwarte mees gescoord.

 

Omdat we weinig zin hadden de slechte weg naar beneden nog een keer te moeten rijden besloten we een doorsteek te maken naar het Valle de Roncal, dat in de provincie Navarra ligt. Na een aantal honderden meters en nog meer diepe en grote gaten passeerden we de provinciegrens. In Navarra was er blijkbaar meer geld beschikbaar of was de onderhoudsploeg eerder langs geweest, want plotseling was de weg van uitstekende kwaliteit. We reden door het prachtige dal terug en gingen huiswaarts. Op de terugweg bezochten we nog even het Castillo de Loarre voor de blauwe rotslijster. Het waaide echter bijzonder hard, dus we besloten al snel terug te gaan, zonder rotslijsters te hebben gezien. Van de zwarte roodstaart die zich nabij de kasteelmuren bevond werden we niet echt warm, wel van de grijze gors die - je weet wel, die weer –ontdekte tussen een groepje vinken. Het beestje liet zich van zijn mooiste kanten zien.


Om 20.00 uur waren we thuis. Het eten bestond onder andere uit spinazie met uien en aardappels, daarna kwamen een soort spareribs. Als toetje was er flan of frutta – deze keer pudding of aardbeien, die er bijzonder lekker uitzagen.

 

6e dag, vrijdag 10 mei

 

Het was alweer onze laatste hele dag in Spanje. Omdat we de afgelopen dagen nogal veel gereden hadden veranderden we onze plannen. We lieten het nationale park Ordesa voor wat het was – we verwachten daar eigenlijk toch niet echt veel nieuws te zien – en bleven in de buurt van Huesca. Het weer zag er vriendelijk uit, wel wat bewolking, maar ook de zon liet zich regelmatig zien.

 

We vertrokken richting Huesca en gingen via Loporzano richting stuwmeer Embalse de Vadiello. Elke plek nodigde uit tot stoppen (dit kwam ook door het weer natuurlijk) en toen we de auto’s ergens willekeurig langs de bergwand zetten en enkele rotszwaluwen op de video vastlegden ontdekten we een blauwe rotslijster aan de overkant van de kloof. Dit werden er op een bepaald moment zelfs drie. Verder noteerden we cirlgors, baardgrasmus, provençaalse grasmus, europese kanarie en menige vale gier.

 

Bij het stuwmeer aangekomen besloten we na de koffie een wandeling langs het stuwmeer te gaan maken. Hier scoorden we onze volgende supersoort: de lammergier. Hij liet zich meerdere keren zien en goed bekijken. Eenmaal maakte hij vlak voor ons kringetjes in de lucht in gezelschap van een aasgier en een vale gier. We beseften dat we bevoorrecht waren. Welke vogelaar zou niet deze soorten in één beeld willen bekijken? Verder scoorden we baardgrasmus en orpheusgrasmus. Omdat we verder hier niets nieuws meer verwachten lieten we het stuwmeer achter ons.

 

Op de terugweg scoorden we roodborsttapuit en stuitten we op de enige grauwe klauwier van de reis. Het was een prachtexemplaar, die door iedereen goed gezien is. Verder vielen de vele bijeneters op en de roodkopklauwieren, eenmaal drie stuks op de elektriciteitsdraden binnen honderd meter.

 

Dat het altijd opletten geblazen blijft mag bekend zijn. Een roofvogel, die uit de rijdende auto werd waargenomen, werd na het tot stilstand komen als slangenarend gedetermineerd. Direct daarop verscheen een slechtvalk in het vizier. Een soort die we wel verwacht hadden op de reis, maar nog niet hadden kunnen bijschrijven.

 

We passeerden Huesca, waar we eerst onze inkopen deden voor de komende dagen en de terugreis en daarna reden we nogmaals naar Los Mallos de Riglos, om daar nog enkele soorten beter te scoren dan eerst. Vlak na Ayerbe konden we onze derde dwergarend noteren.

Op de parkeerplaats van Riglos probeerde Bas uit met welke snelheid je uit horizontale in verticale positie kan komen. De snelheid hebben we echter niet gemeten, maar de bons waarmee zijn hoofd op de grond kwam galmt nog na in onze oren. Dat we vanaf deze plaats nu zo luchtig over dit geval kunnen doen, geeft niet aan hoe wij schrokken toen we Bas op de grond zagen liggen. Gelukkig kwam hij weer snel overeind en afgezien van een gat in zijn hoofd en een zweverig gevoel heeft hij ons toch vergezeld naar de plek waar we de zwarte tapuit wilde scoren. Deze soort werkte goed mee en op een gegeven moment waren er twee mannetjes en een vrouwtje goed te zien in de buurt van het kerkje onderaan de rotsen van Riglos. Verder natuurlijk veel vale gieren, enkele aasgieren, europese kanarie, provençaalse grasmus en kleine zwartkop.

 

Op de terugweg zagen we uit de auto rode en zwarte wouw en plotseling nog een roofvogel, die we niet direct thuis konden brengen (we wilden sowieso nog niet naar huis trouwens). Toen we uitgestapt waren vloog de vogel van ons af, maar was zo vriendelijk daarna in onze richting te vliegen en jawel, het was weer een nieuwe soort voor de Spaanse lijst: de wespendief. In het zachte middaglicht was mooi zijn tekening te zien. De lange gebandeerde staart, de kleine kop en de ingesnoerde vleugels lieten geen twijfel meer bestaan.

 

 

We waren deze dag op tijd terug, zodat Bas een tukje kon gaan doen en de anderen konden douchen of vast een tas of koffer in konden pakken. Het avondeten was weer als vanouds, erg lekker met ijs na. Na het eten gingen enkelen nog een vergeefse poging wagen om de dwergooruilen nogmaals of wellicht beter te scoren. Verder op tijd naar bed, want de volgende morgen zouden we de terugreis aanvangen.

7e dag,  zaterdag 11 mei

 

Even over achten klonk het “Adios” uit de mond van onze hostess en vertrokken we via Huesca richting Salto del Roldan De velden richting Sabayés zagen er prachtig uit in het morgenlicht en de grauwe gorzen zaten uitbundig te zingen. Uit de auto’s tikten we roodkopklauwier en een aantal bijeneters. De kleine vos, die levenloos op de weg lag, had even onze aandacht, maar zal inmiddels wel prooi van de gieren zijn geworden.

De twee grote lijsters die ons uit de auto deden stappen zullen we eeuwig dankbaar blijven, want we scoorden direct daarna een orpheusspotvogel, die zich geheel volgens het boekje liet determineren.

 

De Salto del Roldan is een rots met steile wanden, die nestgelegenheid bieden aan meerdere gieren. Aan één kant kun je gemakkelijk de berg op, zodat je van bovenaf op de langszwevende gieren kijkt. Op weg ernaar toe leidde Aad de troep. Was hij wat zenuwachtig omdat hij de rode rotslijster had beloofd en niet zeker van zijn zaak was? Nou dat hoefde hij niet te zijn, want hij heeft woord gehouden. Eén van de eerste vogels die Aad in het vizier kreeg wás een rode rotslijster. Een prachtig beest die boven ons op een rots zat te zingen. Even verderop zat een ander exemplaar leger op de berghelling op een steen. Deze was nog beter te zien en toen hij wat ging rondvliegen konden we ook de helwitte rug bekijken.

 

Op en rond de Salto del Roldan ging een ieder zijns weegs. De een struinde wat rond, de ander probeerde het pad langs de steile wand zover mogelijk te volgen – bij slecht weer niet aan te raden overigens – en weer een ander ging op zijn gemak zitten kijken. Niet iedereen zal dus hier hetzelfde hebben gezien. Soorten die gescoord werden: duinpieper, vale gier en aasgier, grijze gors, raaf, torenvalk en slechtvalk.

 

Verder scoorden we op de heen- en terugweg naar en van de Salto del Roldan wespendieven - de trek was blijkbaar op gang gekomen, want er volgden er meer -, europese kanarie, provençaalse grasmus, kwartel, kleine zwartkop, blonde tapuit en hop.

 

We zetten koers naar de Franse grens over de N330 richting Puerto del Portalet. De weg alleen al was indrukwekkend genoeg. Het uitzicht op de Pyreneeënreuzen met hun sneeuwbedekte toppen was van een bijzondere schoonheid. Na een tankbeurt – euro 95 kostte slechts € 0,84 – stopten we om te eten bij het Embalse de Bubal. Prachtig uitzicht op de bergwereld en op een lichtgroen, vogelloos stuwmeer, met een inhaalsoort voor enkelen – het paapje – in het weitje voor de auto’s.

 

Ons laatste doel in Spanje was Balneario de Panticosa, een mondain bergdorp, net ten zuiden van het Franse Parc National des Pyrenées. Nadat we de auto’s hadden verlaten gingen we op zoek naar een pad dat ons de bergen in zou leiden naar mogelijke alpenheggemussen. Bas was op dat moment nog steeds de enige die waterspreeuwen op zijn lijst had. Niet toevallig misschien was het wederom Bas die als een van de eersten de waterspreeuwen in de gaten had, die, in het gekanaliseerde bergstroompje dat dwars over het dorpsplein liep, voedsel aan het zoeken waren. We konden ze mooi, maar kortstondig bekijken, want ze waren nogal vliegerig.

 

Snel op zoek naar de laatste soort op ons wensenlijstje: de alpenheggemus. Het bergpad kronkelde gestaag, maar vrij steil omhoog. Het horloge, annex hoogtemeter, van één van de reisgenoten gaf aan dat er met zo’n 10 meter per minuut gestegen werd. Een hoog tempo, dat niet door iedereen gevolgd kon worden of  sloeg wellicht de vermoeidheid toe na zo’n zware vogelweek? Gerrit – met telescoop natuurlijk – Dick, Aad en Hans bleven uiteindelijk nog over, maar de tocht leverde geen alpenheggemus op, wel wat zwarte mezen en een kuifmees. De laatste toch ook nog nieuw voor de lijst.Uit balorigheid besloten ze de overige leden van de groep een poets te bakken. De alpenheggemus claimen leek hen te voor de hand liggend, zodat de sneeuwvink verzonnen werd. Zonder een spier te vertrekken vertelden A+H, die G+D, op de terugweg achter zich hadden gelaten, de overige leden van hun ‘vondst’. Verholen lachend zagen ze dat sommigen zachtjes knarsetandend hun gezicht op vrolijk hielden. Enkelen zouden pas een dag erna uit de droom geholpen worden. De uitspraak van Gerard – ‘liegen met stalen gezichten’ – werd als een compliment ervaren.

 

Als laatste stond de Portalet op het menu. De vogels vonden het blijkbaar te koud en te winderig op de 1794 meter hoge pas. Ze lieten zich nauwelijks of niet zien. Nog een laatste groepsfoto met de zelfontspanner – Dick, lees de handleiding nog eens na – en over was ons Spaanse avontuur. De Spaanse lijst eindigde met 140 soorten, de mogelijke havikarend niet meegerekend. Geen slechte score, zeker gezien het minder fraaie week in het begin van de week.

 

 

Na een toch wel lange terugreis vanaf de Portalet via Pau naar Bayonne gingen we voor de tweede en laatste keer eten bij MacDonalds. We lieten het ons goed smaken en kropen daarna snel onder de wol.

8e dag, zondag 12 mei

 

Het was moederdag deze twaalfde mei dus we stonden vroeg op. Geen ontbijt klaar maken, zoals anders, maar om half zes de auto’s in. Het was druk in Frankrijk, waar vele Fransen blijkbaar van een lang weekeinde hadden genoten. Er ontstonden gelukkig geen files en na zo’n 1000 km, diverse stops en verder een voorspoedige reis stonden we aan de Belgisch-Franse grens. We besloten nog één keer in België te stoppen om te tanken. De Belgische tankstations werden allemaal druk bezocht, dus waagden we het er maar op de laatste 200 kilometer de tanks niet meer bij te vullen.

We kwamen uiteindelijk even over zevenen ’s avonds in Ridderkerk aan, met bijna 4000 kilometer in de wielen. Met een omgekeerd afzetrondje namen we afscheid van elkaar.

 

Het was hermoso, interesar, comódo, kortom fantástico.

 

Auteur: Hans Mom