Natuurreis Frankrijk 1 t/m 9 mei 2009

Martin Edelman en Ronald Frank

1 mei 2009 (dag 1)

Nadat Ronald bij mij aangekomen was, hebben we de auto volgeladen. Om vijf over negen vertrokken we. De eerste stop maakten we net na Brussel. We dronken koffie. Er waren hier geen bijzonderheden te zien. Net voor Arlon werden we via de tomtom de snelweg afgestuurd. We reden vanaf hier een prachtige route.  Tegen de Franse grens maakten we een nieuwe stop. Hier vlogen vrij veel vlinders, zoals Tauvlinder (Aglia tau) en Oranjetipje (Anthocharis cardamine). Verder bloeiden hier Lelietje-der-dalen (Convallaria majalis), Dalkruid (Maianthemum bifolium) en een veel op Pinksterbloem (Cardamine pratensis) lijkende soort: Rozetsteenkers (Cardaminopsis arenosa). Na vijf uur en een kwartier (452 km vanaf Hellevoetsluis) bereikten we de groeve van Mécrin. We gingen met name op zoek naar de Aspisadder (Vipera aspis). In de groeve was het al aardig heet. Alleen een Muurhagedis (Podarcis muralis) en een Gewone pad (Bufo bufo) ontdekte ik onder een steen. Ronald vond niets. Er was geen loopkever te ontdekken. Wel begonnen de orchideeën al bijna te bloeien. Toen we weg wilden gaan zagen we een jong Belgisch echtpaar, dat ook aan het zoeken was. De man vroeg ons of we de golfplaten al hadden gecheckt. Ik zei hem dat ik alleen een verroest en kapot exemplaar van een golfplaat in de groeve had gezien. Nu bleek dat aan de rand van de groeve verschillende golfplaten, die aan het zicht onttrokken waren, door herpetologen neergelegd waren. De eerste golfplaat leverde gelijk een prachtige volwassen Gladde slang (Coronella austriaca) op. We hebben het dier buiten de golfplaat op de foto gezet en daarna teruggeplaatst. De slang had mij in de tussentijd stevig en tot bloedens toe gebeten. Onder een aantal andere platen zagen we een aantal Hazelwormen (Anguis fragilis). Onder één van de laatste platen lag een mooie grote Aspisadder. De Belg durfde hem niet echt te pakken. Bij de gladde slang was hij ook al een beetje bang. Dus ik, zonder ervaring hiermee, probeerde het dier met de lashandschoen te pakken. Ik kreeg het goed beet, waarna ik de Belg vroeg om mij te assisteren. Inmiddels was het dier gedraaid zonder dat we het goed in de gaten hadden, pakte hij het dier bij de staart. Opeens beet het dier in mijn handschoen, waardoor ik het los moest laten. De slang kon ontsnappen. Ronald had een heel gebrekkige video-opname gemaakt. Ik baalde enorm, want ik had het dier gewoon moeten laten liggen. Ik had dan perfecte foto’s kunnen maken. Verder vonden we niets meer. Wij gingen onze eigen weg. We zochten naar een hotel maar we konden zo gauw niets vinden. We waren tot in het noorden van Commercy gevorderd. We besloten terug te rijden, omdat we op de heenweg wel een hotel gezien hadden. We kwamen weer langs de groeve en besloten om nog een keer de platen te keren. De gladde slang zat nog op dezelfde plek. Verder vonden we nog wat extra Hazelwormen (ook 2 onder een steen). Helaas zagen we geen Aspisadder meer. We vonden het hotel (Hotel restaurant du Lac de Madine) in Heudicourt-sous-les-Cotes. Het was een vrij duur hotel met ook stevige prijzen voor het diner. Ik heb hier biefstuk gegeten. Een zeer grote verrassing was het om Eric en Rita Rentergems, ecotourist reisgenoten, hier te ontdekken. Het bleek dat ze al 17 jaar deze plek bezoeken met de doktersclub. Eric is namelijk deels gepensioneerd huisarts. We gingen na deze vermoeiende reisdag op tijd slapen.

2 mei 2009 (dag 2)

We zijn om circa half zeven opgestaan. Ik heb koffie gezet. We hebben wat gegeten van onze eigen proviand. In het plaatsje Heudicourt heb ik wat naar loopkevers gezocht. Nadat we konden betalen reden we tegen acht uur weg. We reden naar de groeve bij Mecrin. We vonden onder de golfplaten 1 jonge Gladde slang en 3 Hazelwormen. Het gras was erg vochtig en ik kwam er achter, ondanks dat mijn schoenen van goretex materiaal zijn gemaakt, dat mijn tenen toch nat werden. In de groeve ontdekte ik de eerste bloeiende Vliegenophrys (Ophrys insectifera) en een aantal net niet bloeiende Grote keverorchissen (Listera ovata). Op de zuidhelling, langs de weg, vond ik bloeiende soldaatjes (Orchis militaris). Een Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) liet zich even zien. Jammer genoeg lukte het me niet om de vlinder te fotograferen. De Belgen arriveerden ook weer. We hebben nog wat informatie over en weer uitgewisseld. Tegen elf uur vertrokken we naar het zuiden. Na een stevige rit met een paar kleine tussenstops kwamen we bij ons bekende motel Pierrelatte aan. Helaas was dit motel, waar we tijdens een eerdere reis nog bivakkeerde, gesloten. Dit gold voor alle hotels en motels aan deze weg. We waren te vroeg in het seizoen. Uiteindelijk vonden we een mooi hotel in Pierrelatte. Dit hotel lag midden in het centrum van Pierrelatte. Na onze spullen afgezet te hebben gingen we naar de MacDonalds, waar we in een vorige reis al twee keer hadden gegeten. Hier vulden we onze buik. Terug bij het hotel maakten we een rondje door dit prachtig historisch stadje. We hebben een aantal pittoreske foto’s kunnen maken. Uitgeput gingen we slapen.

3 mei 2009 (dag 3)

Om 7.35 uur stapten we in de auto. De rit viel qua duur nogal tegen. Pas rond kwart voor tien waren op de Mont Serein, een kleine berg ten noorden van de Mont Ventoux. Het begon al aardig op te warmen. Ronald en ik startten een hardnekkige zoektocht naar de Weideadder (Vipera ursini). Op deze berg is een vrij grote populatie van Weideadders aanwezig. Zij liggen vaak te zonnen aan de rand van de dwergjeneverbesstruiken. Wij waren niet erg succesvol en moesten het doen met een paar muurhagedisjes. Op Mycologisch gebied scoorde ik wel twee mooie soorten: de Grote voorjaarsbekerzwam (Discina ancilis) en de Voorjaarskluifzwam (Gyromitra esculenta). We boekten het hotel op de rotonde om er in ieder geval zeker van te zijn dat we een zo groot mogelijke inspanning konden verrichten voor het vinden van de adder. In de middag zijn we terug de berg afgereden om te tanken bij Vaisson la Romaine. Op de terugweg langs de D938 maakten we een stop om een interessant ogende oude muur te gaan inspecteren. We vonden hier twee dode Hazelwormen en een springlevende Westelijke smaragdhagedis (Lacerta bilineata). Verder vloog hier een voor mij onbekende vlinderhaftachtige. Helaas ging het dier niet zitten. Determinatie hiervan was niet mogelijk. Halverwege de D974, richting Mont Serein, zagen we een mooie plek om te stoppen. Een bijzondere plantengroei omringde ons. Ronald ontdekte een orchidee. Dit bleek een variant met roze schutbladeren van de Mannetjesorchis (Orchis mascula) te zijn. We ontdekten ook een laagblijvende iris (Iris aphylla), die veel weg had van de Duitse lis. Verder toverde ik nog een bontgekleurde pissebed (Glomeris guttata) onder een stuk hout vandaan. Terug bij de Mont Serein nam Ronald een rustpauze. Op de toppen zagen we vanuit het hotel een groep Raven (Corvus corax) vliegen. Ik ging het nog een keer proberen. Nadat ik vele keren de dwergstruikjes geïnspecteerd had, kwam ik tot de conclusie dat het deze dag niet ging lukken. Moedeloos en teleurgesteld keerde ik naar onze kamer in het hotel terug. Als avondeten kregen we een zelfgemaakte ovenschotel met spekjes, aardappel en crème fraiche. Het smaakte mij prima. Ik ging in het donker nog alleen op pad om te kijken of ik kevers op de weg kon ontdekken. Maar ook dit werd een vruchteloze tocht. We gingen maar slapen om te hopen op een meer succesvolle dag.

4 mei 2009 (dag 4)

Nadat we wat ontbeten hadden zijn we vanaf half acht tot elf uur de dwergjeneverbesstruiken af gaan struinen om dan eindelijk de Weideadder te vinden. Er stond wel een stevige wind. De omstandigheden waren daardoor niet optimaal. Alleen Muurhagedissen lieten zich zien. Uiteindelijk gaven we het toch op. Het waarnemen van een Weideadder zal hopelijk in de toekomst een keer plaatsvinden. Ik vond tijdens het zoeken in een volgelopen koffiebekertje nog een dode Cychrus attenuatus, een loopkever die slakken eet. Tegen half twaalf zijn we gaan rijden. We konden niet over de Mont Ventoux, omdat die nog afgesloten was wegens sneeuw. We reden de berg af en gingen eerst noordwaarts de D934 af. Daar stopten we bij Vaison-la-Romaine om bij de super 4 boodschappen te doen. We namen de D54, D13, D5 en D546. We stopten bij een mooie plek net na St Martin boven het riviertje de Ouvèze. Onderweg hier naar toe zag ik nog een doodgereden Westelijke smaragdhagedis. Op deze plek ontdekte ik onze eerste schorpioen: Euscorpius flavicaudis. Ronald lette bij deze schorpioen niet op en liet zich steken. Last heeft hij er niet van gehad. Na goed zoeken vonden we er meerdere, een stuk of 7. Ronald nam er vier mee naar huis om te kijken of hij ze kan kweken. Er vlogen vrij veel soorten vlinders, zoals Bruin dikkopje (Erynnis tages), Groentje (Callophrys rubi), Koninginnepage (Papilion machaon) en Koningspage (Iphiclides podalirius). Muurhagedis en Smaragdhagedis zijn gesignaleerd. Ik vond nog een orchidee: het Wit bosvogeltje en wat verschillende kevers onder stenen. Het was een prachtige plek, maar helaas moesten we weer verder. We vervolgden onze weg over de D542, D942, N85 voorbij Sisteron en weer de D942. De eerste stop op deze route was langs de rivierbedding van de Charuis. Ronald vond de Purperorchis (Orchis purpurea). Ik kon een mooie foto maken van een muurhagedis. Verder heb ik hier wat loopkevers onder stenen verzameld. Een leuke soort, die niet in Nederland voorkomt, was Asaphidion caraboides. Verder maakten we een fotostop bij een prachtige vallei: de Gorges de la Meouge. Hier waren de wanden prachtige plaatstructuren te zien. Wederom vervolgden we onze weg vanaf de D942, N94, D902a langs Guillestre, D902 en de D947 uiteindelijk naar Abriès. Maar we hadden de pech dat veel passen door sneeuwval van de afgelopen maanden nog afgesloten waren. Zo ook de pas naar Italië. Daar wilden we voor de Lanzai Alpensalamander (Salamandra lanzai) zoeken. Daar stonden we dan in de kou, op bijna 2000 m hoogte en aan het eind van de dag. Ronald vroeg een vrouwelijk personeelslid van een winkel waar we konden overnachten, omdat alle hotels dicht waren wegens het seizoen. De vrouw belde iemand, die een gîte verhuurde in Abriès, La Cocoterie geheten. Gelukkig konden we daar terecht. We konden er ook eten. Nadat we de route er naar toe hadden gekregen reden we er naar toe. Voordat we konden eten hebben we een klein rondje gelopen. Ik vond nog een aparte oorworm onder stenen. We zagen veel schade van de afgelopen winter. Er was tot twaalf meter hoogte sneeuw gevallen. We hebben er samen met seizoensarbeiders een linzenschotel met slavink (Lattuca fringilla) en een heerlijk voorgerecht gegeten. Het ging er goed in. De mensen van de gîte waren erg aardig en het was gezellig. Ronald en ik hadden al besloten de alpensalamanders (2 soorten: S. lanzai en S. atra) en de Aspisadderplek te laten voor wat het was omdat zowel in Italië als in Zwitserland op de locaties nu te veel sneeuw zou liggen. De kans op het vinden van die dieren was daarom nihil. Die avond probeerden wij om te achterhalen waar het natuur gebied de Brenne was. Ik probeerde Dick van Dorp, mijn addervriend, omdat hij er al geweest was. Maar hij wist het niet precies omdat hij toen meegereden was. Ronald probeerde onze collega Tamara. Die wist gelukkig het gebied via het internet te vinden. Wij besloten de volgende dag naar de Brenne toe te gaan rijden. Het was een hoop kilometers om te overbruggen.

5 mei 2009 (dag 5)

Nadat we van het ontbijt genoten hadden, pakten we onze spullen en liepen naar onze auto. De buitentemperatuur bleek -1 °C. Dit resulteerde in stevig bevroren autoruiten. Ik stelde voor om een stukje de weg van Abriès richting Ristolas te rijden om toch een ultieme poging te doen om de Lanzai Alpensalamander te vinden. We reden tot het einde van de onbesneeuwde weg. Hierna was de weg nog niet vrijgemaakt van sneeuw en ijs. We hebben hier prachtige winterse taferelen kunnen fotograferen. Ik ging nog bijna onderuit bij een bevroren plas. Een aantal langlaufers toonde hun kunsten. Terug op deze weg zijn we op een paar plekken gestopt, die ons op de heenweg interessant leken. Op de sneeuw- en ijsvrije plekken schoten de krokussen als paddenstoelen uit de grond. Het was een prachtig gezicht. Met als uitsmijter de geluiden van fluitende Alpenmarmotten (Marmota marmota). Gelukkig kreeg ik ze ook nog in beeld en dat was voor mij een nieuwe zichtwaarneming in de Alpen. Het lukte me zelfs om er mooie foto’s van te maken. Daarna stopten we bij een bergbeek. Omdat ik dat een goede plek vond voor mogelijke salamanders. Helaas vond ik alleen maar kikkerdril. Er viel toch genoeg te keren, maar dat leverde alleen mieren op en geen salamanders. We vervolgden onze weg naar onze nieuwe bestemming de Brenne. Via Abriès, Guillestre en Briançon. Vanuit daar namen we de N91 naar Grenoble. We deden het wel een beetje in ons broek omdat er bepaalde passen nog waren afgesloten. We wisten niet of we daar nog één van zouden passeren. Wel wisten we dat de Col du Lautaret open was. We zagen behoorlijk wat auto’s ons tegemoet rijden. Ik had goede hoop dat we door konden. Op de Col du Lautaret werden we verwelkomd door een prachtig winters uitzicht. Ik vroeg Ronald te stoppen om een paar mooie landschapplaatjes te maken. Bij het fotograferen ontdekte ik interessante vogels, echte bergsoorten. Ik vertelde Ronald dat ik er achteraan ging om te proberen ze op de gevoelige plaat vast te leggen. Ronald bleef zelf liever in de auto. Hij zat nog behoorlijk in zijn piepzak, omdat hij de route niet vertrouwde. Ik kon Alpenkauw (Pyrrhocorax graculus), Alpenkraai (Pyrrhocorax pyrrhocorax) en Rode rotslijster (Monticola saxatilis) op de foto zetten. De laatste twee waren nieuw voor mij in de Alpen. Ik zag ook nog Alpenmarmotten, Witte kwikstaart (Motacilla alba), Waterpieper (Anthus spinoletta) en Tapuit (Oenanthe oenanthe). Bij de auto terug zag ik dat Ronald met een oorwurmgezicht zat en zo snel mogelijk verder wilde. Onderweg naar Grenoble kwamen we nog langs Alpe-d’Huez en Les Deux-alpes, waar mijn collega-vriendin Saskia haar skivakantie had gehad. Bij Grenoble aangekomen namen we de snelweg en reden via Saint-Étienne, Clermont-Ferrand, Montluçon en St-Amand-Montrond. Hier namen we D25 naar Châteauroux. Na even zoekwerk vonden we net buiten en ten zuiden van Châteauroux een hotel. Gelukkig was in het hotel Arc en Ciel nog genoeg plaats. Nadat we ons geïnstalleerd hadden gingen we hier eten. Het eten bestond uit tomatensalade, spaghetti, schnitzel en een gebakje. Ik vond het wel lekker. Ronald was er niet echt kapot van. We gingen slapen om uitgerust de volgende dag te kunnen zoeken naar de Geelgroene toornslang (Hierophis viridiflavus).

6 mei 2009 (dag 6)

We hebben een petit déjeuner genomen. Het was bewolkt, nevelig en koud. De band met bewolking, die we de avond tevoren hadden gezien, had ons toch bereikt. Ik had wat hoofdpijn. In de hoop dat het zou opklaren: het weer en de hoofdpijn, trokken we het natuurgebied de Brenne in. We beperkten ons tot het noordelijk deel. Het optillen van landbouwplastic leverde niets op. We bezochten allerlei interessante plaatsjes. Pas tegen twee uur kwam de zon er echt door. Toen verbleven we met name in het gebied rondom het bezoekerscentrum van het Réserve Naturelle. Qua amfibieën en reptielen vonden we in de tussentijd Muurhagedissen, Europese moerasschildpadden (Emys orbicularis, 4 in totaal, Ronald maar 1 op aanwijzing van mij bij het bezoekerscentrum), Meerkikker (Pelophylax ridibunda), Poelkikker (Pelophylax lessonae), Bastaardkikker (Pelophylax esculenta) en Gewone pad. Slangen hebben we helaas niet gevonden. Echt bijzondere insecten vonden we niet maar de diversiteit was wel groot. De volgende libellen vonden we onder andere: Smaragdlibel (Cordulia aenea), Platbuik (Libellula depressa), Viervlek (Libellula quadrimaculata), Gewone oeverlibel (Orthetrum cancellatum), Glassnijder (Brachytron pratense), Watersnuffel (Enallagma cyathigerum), Bruine winterjuffer (Bruine winterjuffer), Grote roodoogjuffer (Erythromma najas) en Blauwe breedscheenjuffer (Platycnema pnnipes). Verder vonden we onder andere de vlinders Bruine vuurvlinder (Lycaena tityrus) en Koningspage. Interessante vogels waren Koereiger (Bubulcus ibis), Kleine zilverreiger (Egretta garzetta), Grote zilverreiger (Casmerodius albus), Purperreiger (Ardea purpurea) en Wielewaal (Oriolus oriolus). Aan de rand van een dorpje vonden we zeer goed ogende plek met golfplaten en ander materiaal om te keren. Ook deze plek leverde niet op, waarop we hoopten. Wel kon ik de prachtige Kleine heldenboktor (Cerambyx scopoli) vangen. Op de terugweg zag ik bij een klein water een Beverrat (Myocastor coypus) zwemmen. Het was ondanks het ontbreken van slangen toch een mooie dag geworden. ’s Avonds aten we bij de MacDonalds. De volgende dag stond de reis naar groeve van de dag 1 op het programma. Misschien dat we nog een herkansing van de Aspisadder zouden krijgen.

7 mei 2009 (dag 7)

Na ons klein ontbijtje, vertrokken we om kwart over acht richting Mécrin. We volgden de weg vanuit Châteauroux, langs Vierzon, Aubigny-sur-Nère, Gien, Motargis, Courtenay, Sens, Troyes, Lac du Der Chantecoq, St-Dizier, Ligny, St Abin-sur-Aire, D958 naar Commercy.

Onze eerste stop maakten we in een mooi groen aangegeven gebied nabij Foissy-sur-Vanne en net voorbij Sens. We reden het landschap een stuk in en stopte bij een kleine groeve, waar pure witte kalk aan de oppervlakte kwam. In het koolzaadveld naar de groeve toe wist ik een Gele luzernevlinder (Colias hyale) te fotograferen. Rondom de groeve lag veel vuursteen. Ronald kon met zijn archeologische ervaring een paar stukken vinden met een afslag, die door mensen van het stenen tijdperk zijn gemaakt. Ik dacht er ook een paar te vinden, maar volgens Ronald waren het stukken vuursteen met alleen maar mechanische schade, veroorzaakt door landbouwwerktuigen. Nou ja ieder zijn kennis en ervaring! Het was een mooie stop waar ik toch wat foto’s van flora en fauna kon maken.

Een tweede stop maakten we bij een recreatief meertje net voor Epothémont, tussen Troyes en St-Dizier. De omgeving was niet erg mooi. Toch zag ik daar onze eerste Ringslang (Natrix natrix) van deze vakantie zwemmen. Het was niet mogelijk om het dier te fotograferen. Uiteindelijk was het een goed uitgekozen stopmoment.

De rit bracht in het plaatsje Commercy. We zochten de zuidkant op en vonden daar het hotel Madeleine. Er was genoeg plek. We boekten voor 2 nachten. Voordat we gingen eten konden we nog een uitstapje maken. We besloten naar de groeve Les Carrières ten oosten van Commercy te gaan. Hier zijn ook Aspisadders gevonden. Het was deze dag een behoorlijk warme dag, dus de trefkans was laag. Inderdaad vonden we geen Aspisadders. We vonden wel Boswitjes (Leptidea sinapis), een Gewone pad en een grote boktorsoort: Geelzwarte ribbelboktor (Rhagium mordax). We vonden in de groeve ook wat fossiele schelpafdrukken. Ik heb een paar stukken meegenomen. Terug in het hotel zijn we gaan eten. Ik had zeeslakken met rumsteak en dat smaakte erg goed.

8 mei 2009 (dag 8)

Tegen half acht vertrokken we uit het hotel, nadat we wat uit eigen voorraad hadden gegeten. We reden snel naar de groeve van Mécrin. We vonden maar één Hazelworm en geen Aspisadders. Het gras was erg nat en ik hield mijn goretex wandelschoenen weer niet droog. Ik fotografeerde nog wel de vlinders: Bruin dikkopje en het Boterbloempje (Pseudopanthera macularia). Ik vond bloeiende Bokkenorchissen (Himantoglossum hircinum) en, waar ik heel blij mee was, veel bloeiende Poppenorchissen (Aceras anthropophorum). We vervolgden onze weg naar de volgende bestemming voor deze dag, namelijk een kalkgroeve met zandachtige kalk nabij Mouilly. Bij een kleine stortplaats in de buurt daarvan vond ik onder een grote geklonterde steen een Vuursalamander (Salamandra salamandra) en een Gewone pad. Dit was echt een meevaller. In de groeve zelfs dacht ik Bijeters (Merops apiaster) te horen. Ik zag alleen een Tapuit en wederom een Gewone pad onder een steen. Op de doorreis naar de volgende bestemming Lac de Madine vond ik op een kleine vuilstort een jagende Hazelworm. Het weer was deze dag niet ideaal. Er was veel bewolking, weinig zon. Het was ook vrij fris. Bij een poging om bij Lac de Madine te komen reden we een mooi natuurpad af en zowaar Ronald zag een grote Carabus lopen. En dan juist een soort loopkever waar ik heel scherp op ben en ik zag haar niet. Het bleek een vrouwtje van de Gouden loopkever (Carabus auratus), vol met eieren. Ik heb het dier meegenomen om in mijn tuin uit te zetten. In het vochtige bos vonden we veel kikkervisjes van de Bruine kikker (Rana temporaria). En alle soorten groene kikkers waren daar aanwezig. Ik zag nog een Bisamrat (Ondatra zibethicus) zwemmen. Een monument dat Ronald al vroeg was opgevallen gingen we nu opzoeken. Het bleek een oorlogsmonument van de eerste wereldoorlog te zijn, dat werd vermeld als Butte de Montsec. Ronald kon zijn hart ophalen, omdat een groot deel van zijn interesse hier ligt. Mij boeit het niet zoveel. Vanaf hier ging we de groeve bij Senonville opzoeken. We vonden geen bijzondere diersoorten. Wel vond ik een mooi stuk kwartsiet en dat heb ik ter versiering van mijn tuin meegenomen. We deden nog een laatste poging bij de groeve van Mécrin. We vonden al direct meer Hazelwormen (totaal 4) dan ’s ochtends. En bij de bekende plaat lag tot onze gelukkige verrassing een prachtig exemplaar van de Aspisadder. Ik maakte niet de fout om het dier te proberen te vangen, maar legde de golfplaat rustig terug, deed mijn lashandschoenen uit en bracht mijn fototoestel in gereedheid. Ik tilde de plaat opnieuw op en zag dat de adder zich niet verplaatst had. Het fotograferen van dit magnifieke dier was een geweldige ervaring. Ronald filmde het dier, nu goed. De plaat werd weer teruggelegd. We waren beiden zeer voldaan. Alle winkels en restaurants waren deze dag, Bevrijdingsdag in Frankrijk en een nationale feestdag, dicht. Gelukkig vonden we in het centrum van Commercy een pizzabus. Het duurde even voor ze klaar waren, maar ze smaakten, in onze hotelkamer, heerlijk. We sloten deze vakantie prima af met twee superwaarnemingen: Vuursalamander en Aspisadder.

Butte de Montsec

 

In het zuidelijk deel van het frontgebied rondom Verdun veroverden de Duitsers in 1914 een vrij hoge, strategisch gelegen heuvel, Butte de Montsec. Vanaf 1914 veranderden ze deze heuvel in een ware vesting. Ze bouwden er bunkers en legden loopgraafstellingen en een onderaards gangenstelsel aan. Rond 12 september 1918 is de heuvel door de Amerikanen heroverd. Het offensief dat er aan vooraf ging ving aan met een artilleriebombardement met bijna 3.000 kanonnen. Het bombardement duurde ongeveer 4 uur.  Amerikaanse soldaten met Franse Renault tanks en ondersteund door 1.500 laagvliegende vliegtuigen zetten de aanval in en liepen de Duitsers in 36 uur volledig onder de voet.

 

Commandant van het Amerikaanse tankscorps was George C. Patton, de beroemde (en vanwege zijn onorthodoxe gedrag berucht geworden) generaal uit de tweede wereldoorlog..

 

De aanval op But de Montsec in 1918 kostte de Amerikanen tussen de 7.000 en 8.000 doden en gewonden. De Duitsers verloren 20.000 man en 460 kanonnen.

 

In de ochtend van 2 september 1944, terwijl de Amerikanen de terugtrekkende Duitsers achtervolgden in de richting van de Moezel, vuurden Amerikaanse troepen o.l.v. Patton op een vijandelijke mitrailleurstelling op de Butte de Montsec. Granaatscherven vernielden een aanzienlijk deel van het monument dat na de eerste wereldoorlog door Amerikanen op de heuvel is opgericht ter herinnering aan de slag van 1918. De herovering van de heuvel in 1944 kostte de Amerikanen dit keer 9 dagen.

 

Het monument is in 1948 in oude luister hersteld.

9 mei 2009 (dag 9)

Om kwart voor acht vertrokken we richting huis. We maakten een stop bij Pont au Mousson om souvenirs te gaan kopen. Ik kocht voor Bhartie, mijn moeder en mijn collega-vriendin Saskia een souvenir. Ronald kocht voor zijn familie ook wat. We hadden voor onze collega Tamara in deze vakantie wat ansichtkaarten gekocht. Hierna maakten we in België nog een stop om koffie te drinken. Toen we de grens in Nederland over waren stopten we nog om wat drinken te nemen. Even daarvoor zag ik in de auto een mooie prachtkever zitten, Anthaxia nitidula. Ik kon het diertje fotograferen. Daarna vloog het verder de auto in. Ik heb het nooit terug kunnen vinden.

Om twee uur ’s middags kwamen we bij mij huis aan. Ik zag blije gezichten.

Lijst reptielen en amfibieën

Amfibieen

 

Pelophylax esculenta

Bastaardkikker

Pelophylax lessonae

Poelkikker

Pelophylax ridibunda

Meerkikker

Rana temporaria

Bruine kikker

Bufo bufo

Gewone pad

Salamandra salamandra

Vuursalamander

Reptielen

 

Anguis fragilis

Hazelworm

Lacerta bilineata

Westelijke smaragdhagedis

Podarcis muralis

Muurhagedis

Emys orbicularis

Europese moerasschildpad

Coronella austriaca

Gladde slang

Vipera aspis

Aspisadder